Speurhonden
Instructie
School

Zoeken
Sluit dit zoekvak.

Een pup: een speurhond in spé

Honden leven in een geurenwereld. De neus van de hond moet altijd vochtig zijn, want met een vochtige neus kan een hond bepalen waar de wind vandaan komt en de wind neemt lucht mee met allerlei geuren erin. Binnen één tiende van een seconde is een hond in staat om waar te nemen waar een geur vandaan komt en welke geur hij zou willen volgen.
Dat een hond goed geur kan waarnemen is dus bekend, maar nu moeten we hem nog zodanig trainen dat wij mensen gebruik kunnen maken van die geweldige hondenneus.

Keuze voor een pup
De meeste speurhonden waar de Speurhonden Instructie School (SIS) mee werkt heeft ze al van pup af aan. De SIS werkt vaak met honden uit bloedlijnen die eerder positieve ervaringen hebben opgeleverd. Tevens houdt de SIS zich al jaren bezig met onderzoek naar het selecteren van de ideale pup voor het speuren. Jong geleerd is oud gedaan, en dat is ook van toepassing op honden. Als een pup rond de leeftijd van 8 weken is, is het al mogelijk om spelenderwijs te beginnen met zoek- en speurspelletjes. Dit is wel afhankelijk van het karakter van de pup en de leermethode die men wilt gebruiken. Daarom is het voor sommige pups beter om iets later te beginnen. Hoe dan ook, de gouden regel voor het aanleren van speuren is dat dit NIET met druk gebeurt.

Voor de keuze van een pup is het belangrijk welke discipline men met de hond wilt beoefenen: wilt u gaan sorteren, speuren of zoeken, en waar met de hond dan naar gaan zoeken? De training moet u afstemmen op wat u met de hond wilt bereiken. Ook is het van groot belang om te bepalen bij welke fokker de pup vandaan komt. Heeft de fokker de pup goed ‘vrij’ gemaakt in de inprentingperiode van de 4e tot de 8e week?

Een-pup-speurhond-in-spe bij speurhondeninstructieschool

Ontwikkeling van een pup
De SIS heeft het liefst een pup die met een leeftijd van ongeveer 7,5 week bij de geleider geplaatst wordt. Dan kan hij nog net een halve week gebruik maken van de inprentingperiode en heeft hij de pup gedurende de hele socialisatiefase (van de 8e tot de 12e week) bij zich. Dit is belangrijk om ervoor te zorgen dat hij later, als hij in de praktijk aan het werk is met zijn hond, niet voor verrassingen komt te staan als de hond ergens van schrikt of ergens van onder de indruk raakt. Het herstelvermogen van de pup werkt daar ook aan mee.
Een hond heeft in zijn eerste levensjaar drie angstperiodes. Hier dient de geleider goed mee om te gaan. Het belangrijkste is dat hij rustig blijft. Ook na de 8e t/m de 12e week dient het socialiseren nog door te gaan, nog steeds onder de juiste begeleiding. Dit om ervoor te zorgen dat de geleider een vrije hond krijgt, die zich niet gauw van zijn stuk laat brengen en die zich goed hersteld als hij toch ergens van schrikt.